Strenge hiërarchie
De Franse Roulette vormde het leeuwendeel van het spelaanbod in de vroege jaren van de Europese Casino´s. Ook in Nederland was dat enige tijd het geval.
Bij de Franse Roulette was het laagste in de pikorde de Croupier. Daarboven kwam de Souschef en daarboven stond een soort halfgod: de Chef.
In de speelzaal liepen de Chefs de Salle (de Zaalchefs) rond. Ook hier had je de eerste zaalchef, de tweede, de derde... Aflopend in volgorde van rang.
Voor een jonge beginnende croupier waren zij figuren die hij met ontzag als Oppergoden in een waas van heiligheid voorbij zag gaan.
De Directeur van het casino was een soort Aliën afkomstig van een andere planeet. Af en toe daalde hij in het aardse casino neer om even iets onduidelijks te doen.
Als croupier begon je aan de kop van de roulettetafel. Als Bout de Table. En naarmate je ervaring toenam, steeg je steeds verder in de hiërarchie. Je werd 'Croupier 3, 2 en daarna 1.
Je aandeel in de tronc (fooienpot) groeide met je mee.
Uiteindelijk, voor sommigen na behoorlijk wat jaren, kwam je in aanmerking om souschef te worden. Je mocht dan elk uur de chef een kwartiertje vervangen aan tafel. Want ook hij moest immers op pauze.
Er bestond geen opleiding voor souschef.
Als het moment aangebroken was en je mocht op de chefstoel plaatsnemen, met de autoriteit en bevoegdheden van een chef, moest je putten uit je eigen ervaringen aan de roulettetafels.
Had je geluk, dan was je chef iemand die het leuk vond om je een beetje te adviseren. Als je er tenminste om vroeg. Want wist hij veel wat je uitspookte in dat kwartier dat hij op pauze was!
Mijn eerste keer
Op een grauwe decemberavond was het voor mij ook zo ver. Ik mocht voor de eerste keer de chef vervangen. En dat net op een moment dat er een zware discussie ontstond over een plein van 50 gulden!
De chef, overigens een sympathieke Belg, vertelde me dat ik vanaf nu de chef was. En ik dus zelf het probleem moest oplossen.
Ik keek hem aan als een schaap dat naar de slachtbank werd geleid. Hij knikte me geruststellend toe. "Ik blijf wel even bij je staan."
Met lood in mijn schoenen stapte ik op de gast af die ten onrechte de inzet van 50 gulden claimde. Er was al vastgesteld dat die niet van hem was. Helaas had een collega sneller uitbetaald dan nagedacht en moest er f 1750,00 terug komen.
Dat genoegen had hij trouwens pas gehad. Hij was net vrij. Het gerucht ging dat hij in zijn leven al een paar mensen naar de andere wereld had geholpen.
Daar stond ik dus als startend souschefje, met een hartslag van 200, waarbij het zweet tappelings over de rug liep.
Ik richtte mijn blik naar boven, niet alleen om hulp van de Goden te verzoeken, maar ook om in het gezicht van die beer van een kerel te kijken.
Een gezicht waarin twee ogen stonden die donder en bliksem uitstraalden en duidelijk maakten dat ik binnen enkele minuten met huid en haar verslonden zou worden.
Ik probeerde meneer uit te leggen waarom die plein van 50 niet van hem was en dat hij het geld terug diende te geven.
Bij de man kwam de stoom zowat uit zijn oren. Hij keek op me neer alsof hij op het punt stond een nietig insect te vermorzelen.
In een flits trok mijn leven aan me voorbij en bleef de vraag hangen welke idioot er in vredesnaam souschef wilde worden als je een relatief rustig bestaan als croupier kon leiden...
"Geef meneer het geld maar terug Marcel, hij zal wel gelijk hebben. Maak maar geen toestanden nu je net vrij bent."
Er daalde een geladen stilte neer. Iedereen wachtte op de verschrikkelijke dingen die stonden te gebeuren. De briesende ademhaling van de kolossale kerel was het enige dat nog te horen was.
"Hoeveel moet u hebben?" vroeg hij bars.
Er kwam een euforisch gevoel in me op toen met tegenzin de 1750 gulden in jetons op tafel werd neergeteld.
Met een lichte buiging nam ik het geld in ontvangst en liet een croupier het aan de rechtmatige eigenaar betalen.
Ik keerde verdoofd terug naar de chefstoel. Mijn chef gaf me een knipoog en beende haastig weg naar de kantine.
Tot het moment dat hij terug kwam voltrok zich alles aan tafel in een soort waas.
Wel herinner ik me nog dat het vriendinnetje van de spierbundel naar me glimlachte en ik haar in gedachte uit dankbaarheid stevig in mijn armen sloot.
Een paar jaar later, toen ik zelf chef was, kwam ik haar aan de speeltafel weer tegen. Ze kon het zich vaag herinneren toen ik haar bedankte en over mijn eerste discussie als souschef vertelde. De spierbundel zat weer achter de tralies, vertelde ze.
Aan het eind van de avond kwam ze langs aan tafel om ook mij te bedanken. Ze had genoten van het heerlijke dineetje dat ik haar had aangeboden.
Met een twinkeling in haar ogen zei ze: "Chef, als u in de toekomst een discussie aan tafel hebt, bel me maar gerust hoor!"
In de daarop volgende jaren heb ik menige discussie op moeten lossen. Soms ging het er best heftig aan toe. Stilletjes hoopte ik dan weleens dat ze opnieuw als een reddende Engel bij me zou neerdalen...