Eerlijke Jongens


Op een avond stapte een man het casino binnen die behoorde tot het selecte groepje mensen dat tot de top van hun professie werd beschouwd. De meester van het oplichtersgilde 'Heer O.'


Met soepele tred, elegant gekleed in een duur maatkostuum, met zijden overhemd en exclusieve Picasso-stropdas, wandelde hij op handgemaakte Engelse schoenen naar de bar.

De blikken die hem volgden waren vol bewondering. Dit was duidelijk een man van de wereld die met smaak veel geld besteedde aan zijn uiterlijk.

Sommige blikken waren wat meer argwanend. Die kwamen van de mensen die een paar jaar tevoren via kranten en tv over deze man het een en ander hadden vernomen.

Ik herkende hem meteen van de sappige verhalen.
Over hoe Heer O. op slinkse wijze kleine en grote overheden miljoenen afhandig had weten te maken. En ook over een paar geldgeile miljonairs die de klos waren.
Via dubieuze beleggingsconstructies had Heer O. zijn zakken weten te vullen met talloze miljoenen.

Helaas was hij op een gegeven moment in de handboeien geslagen en mocht hij op kosten van de staat een paar jaar in een all-inclusive 'staatshotel' verblijven om zijn zonden te overdenken.

Na een paar slokken genomen te hebben van zijn favoriete whisky 'Johnnie Walker Blue label' (toen al rond de 40 gulden per glas) kwam hij op mijn speeltafel af. Die avond was dat de Franse Roulette 7 met een minimum van 50.


Met een allerbeminnelijkste glimlach begroette hij mij en zijn medespelers. "Goedenavond!"

Onwillekeurig schiet je bij zo'n man in 'code rood'.

Slaat natuurlijk nergens op. Heer O. hield zich niet bezig met kruimels, maar met miljoenen.

Hij wisselde 1000 gulden en begon op zijn gemak wat te spelen: finale 3, een paar nummers en plein en wat combinaties daarvan.

Zijn vlotte babbel zorgde er al snel voor dat hij in een geanimeerd gesprek raakte met wat gasten aan tafel. Ook croupiers betrok hij er af en toe bij.

Natuurlijk hielden die zich zoveel mogelijk op de vlakte. Niet alleen omdat praten met de gasten in die tijd niet hoorde, maar vooral omdat het deze keer Heer O. betrof.

In die tijd mochten de gasten geen drankje gebruiken aan de speeltafel. Roken mocht wel. En daar kreeg Heer O. op zeker moment zin in.

Hij pakte een lederen etui uit zijn binnenzak en haalde daar een metalen kokertje uit. Uit dat kokertje kwam een dure exclusieve met de hand gerolde sigaar tevoorschijn. Een 'Monte Christo'. Door sigarenrokers die zich wat konden veroorloven algemeen erkend als een van de beste ter wereld. Het prijskaartje was navenant: van 40 tot 80 gulden per stuk.

De Bout de Table zat het hele sigaren-ritueel met grote belangstelling te bekijken: het ruiken aan de sigaar, het tussen de vingers rollen en naar het gekraak luisteren, het puntje eraf knippen en het ten slotte met een lucifer voorzichtig laten gloeien van de sigaar.

Heer O. zag hem kijken en legde met een zachte stem uit wat een genoegen het roken van een goede sigaar was. En dat zoiets derhalve speciale aandacht behoefde.

"Mijn chef houdt ook van een goede sigaar," liet de BdT zich ontvallen.

Heer O. keek mijn richting uit.

"Chef ik mag u wat exclusiefs offreren?"

Voordat ik kon reageren pakte hij met een zwierig gebaar een kokertje uit de etui en overhandigde dat aan de BdT. Die schoof met een voldane glimlach het kokertje naar zijn collega boven bij de cilinder. En deze legde het voor me neer op tafel.

Ik voelde me natuurlijk enorm opgelaten. Niet alleen mocht je als chef eigenlijk niets van gasten aannemen, maar zeker aan iets dat van Heer O. af kwam wilde ik mijn vingers niet branden.
Tegelijkertijd zou ik hem schofferen door bot te weigeren.

Ik besloot diplomatiek te zijn.

"Dank u wel, ik waardeer het bijzonder en zal hem met veel aandacht en genoegen oproken." Ik knikte hem op mijn allervriendelijkst toe.

De zaalchef waar ik het voorval later bij meldde had gelukkig geen enkel probleem met de geschonken sigaar en wenste mij veel rookplezier toe.

Na verloop van tijd stond Heer O. op en begaf zich naar de bar voor zijn favoriete whisky.

Tot mijn stomme verbazing en met groeiende belangstelling zag ik even later Sjakie I. naast hem plaatsnemen.

Sjakie stond in de Nijmeegse contreien en ver daarbuiten, bekend als koppelbaas en bezat een slinksheid en overwicht waardoor hij anderen van iets kon overtuigen dat te mooi was om waar te zijn. Hetgeen meestal ook het geval was.

Zo had Sjakie op zeker moment de Nijmeegse Waalbrug als oud staal weten te verkopen aan buitenlanders. Er zou volgens hem een nieuwe brug komen en hij had het exclusieve recht verworven om de oude te verkopen.


Een andere keer had Sjakie  middels diezelfde Waalbrug een miljoenendeal weten af te sluiten om ergens in een ver land bruggen te mogen verven.

Hij vertelde doodleuk dat hij  tot grote tevredenheid van de overheid bij de Nijmeegse brug de verfklus had mogen uitvoeren. Natuurlijk had geen verfkwast van Sjakie ooit de Waalbrug gezien...

Toen Heer O. en Sjakie I. met elkaar zaten te praten keken we elkaar aan.
"Wie gaat door dit gesprek deze keer een godsvermogen verliezen?" vroegen wij ons af.

Na een half uurtje verscheen Heer O. weer bij me aan tafel. Hij wisselde opnieuw een paar duizend gulden en speelde verder.

Op een bepaald moment schoof de croupier automatisch de uitbetaling van de 23 naar Heer O. toe. Hij speelde elke keer immers finale 3 met vijftig.

"Nee sorry chef, ik heb deze keer niet gespeeld. Die vijftiger moet van iemand anders zijn!"

Dat bleek even later inderdaad het geval. De croupier was iets te snel geweest in zijn aanname dat de inzet van Heer O. was.

Toen we later na de dienst met de equipe in onze stamkroeg nog even een glaasje dronken, kwam het gesprek natuurlijk op Heer O. en hoe bijzonder het van hem was geweest om de betaling te weigeren.

Er volgde een daverend gelach toen een croupier zijn glas hief:

"Op Heer O. een van die mensen die gewoon te eerlijk is voor deze wereld!"

(De 'Monte Christo' heb ik later,  vergezeld door een zachte Cognac, met een paradijselijk plezier opgerookt.)